Het 'Waarom' en de werking van Airconditioning
Het menselijk lichaam voelt zich het prettigst bij een temperatuur van 19 á 22 °C bij een relatieve luchtvochtigheid (r.v.) van 40 tot 60 %. Relatieve luchtvochtigheid is het aandeel van vocht in de lucht tegenover andere bestanddelen. Een te lage luchtvochtigheid betekent een droge lucht met als gevolg droge lippen en een droge neus. Bij een te hoge luchtvochtigheid ervaart men een warm, klam en enigzins benauwd gevoel.
Een airconditioning zorgt ervoor dat de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in balans zijn. Hiertoe beinvloedt en regelt de airconditioning:
- De temperatuur.
De temperatuur wordt verlaagd naar een instelbaar niveau. - De relatieve luchtvochtigheid.
De luchtvochtigheid wordt naar een instelbaar niveau tussen de 40 en 60 procent gebracht. - De luchtcirculatie.
De airconditioning verplaatst lucht. Lucht is in dit geval een transportmiddel en zorgt voor een gelijkmatige verdeling van temperatuur. - De luchtreinheid.
Met het ontrekken van vocht aan de lucht worden stof- en vuildeeltjes aan de lucht onttrokken en met het condenswater afgevoerd.

Door de combinatie van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid wordt een aangenaam klimaat verkregen. Op warme dagen is dit effect reeds met een binnen/buiten temperatuurverschil van 4 á 5 te bereiken.
Airconditioning schept dus een klimaat dat door ons lichaam als aangenaam en prettig wordt ervaren. De effecten op de geest zijn evenredig waardoor de gehele dag van een fris gevoel genoten kan worden.